Enkele citaten uit het artikel:
Op een dieper niveau dan onze dagelijkse reacties, is er een puur zijn.
We zijn meer dan het product van ons verleden, meer dan een
stimulus-respons mechanisme.
Er is een niveau in ons dat daar in den beginne, nu al ,
vrij van is. Dit niveau kan aangesproken worden en kan een centrale rol gaan
spelen in ons leven. Het blijkt dat wanneer we contact maken met deze
'Zijnsdimensie' in ons, allerlei prachtige kwaliteiten vrijkomen zoals liefde,
helderheid, en kracht.
We blijken in deze dimensie in wezen goed te zijn. We
kunnen onszelf hier vertrouwen. Deze kwaliteiten zijn niet te beschadigen door
welke geconditioneerde, neurotische en schadelijke leefwijze dan ook.
Deze kwaliteiten zijn geen aangeleerde kwaliteiten, ze
zijn er van het begin af aan. Je kunt deze kwaliteiten niet creëren, niet aan
jezelf toevoegen en daardoor ook - Gode zij dank-
niet kwijtraken. Deze kwaliteiten zijn aspecten van het Zijn in ons.
Rusten in Zijn kan de habituele grijpreactie naar alles wat we waarnemen zover loslaten dat we gaan zien dat alles stromend, veranderlijk en een aspect van het oneindige Zijn is. De niet-duale grond van ons bewustzijn is dan manifest geworden. Hier houden we op ons te identificeren met een afzonderlijk, geïsoleerd 'ik'. We zijn samengevallen met het leven zelf.
Wat we als kind hebben gemist, blijft ons achtervolgen.
De neurotische mens wordt gedreven door de
poging alsnog succes te behalen in het 'huis van zijn
ouders', met andere woorden hij kan zijn verlies niet accepteren. Een eenvoudig voorbeeld: als je
als kind te weinig waardering hebt gehad, zul je als volwassene nog steeds
trachten die waardering te verwerven. Op deze manier hercreëer
je voortdurend de oude situatie in de poging hem alsnog succesvol af te kunnen
maken.
Vrijheid wordt onherkenbaar door blokkade van onze
ontdekkingsdrang.
Met 'individuatietendens' bedoel ik dat ieder persoon
gedreven wordt tot het verwerkelijken
van zijn optimale, vrije, unieke vorm.
Wanneer we jonge kinderen waarnemen, zien we wat voor enorme levensdrift, drang
tot ontwikkelen, tot leren kennen, tot groei er in hen leeft. Ik heb het ook wel de drang tot 'worden' genoemd.
Er kan iets mis gaan met deze ontwikkelingsdrang, sterker nog, er
gaat bij iedereen iets mis hiermee. Als kleine kinderen hebben we hechting
nodig aan een stabiel en betrouwbaar hechtobject. Pas vanuit deze veiligheid
durven we de wereld in te gaan. Wanneer we gefrustreerd raken in de
mogelijkheid tot hechting of tot exploratie, trekt de wordingsdrang, de
seksuele energie zich in dat gebied terug uit de contactoppervlakte, gaat als
het ware ondergronds. In dat gebied stagneert onze groei, onze individuatie, de
vorming van onze persoonlijkheid. Daar ontwikkelen we neurotische patronen
We
denken ons veilig te voelen door ons te hechten.
Steeds creëren we allerlei hechtobjecten
in onze psyche,
die de veilige basis moeten vormen voor ons
wordingsproces. We creëren elk moment opnieuw een vertrouwde wereld voor onszelf. We fluisteren
onszelf steeds weer toe dat we die en die zijn, dat we relaties hebben met die
en die, dat we van dit houden en van dat niet enzovoort. We creëren vastigheid.
We proberen dus een
stabiliteit in onszelf te creëren die niet in overeenstemming is met de
feitelijke vergankelijke aard van de dingen.
Deze
creatie van hechting maakt ons verkrampt: we moeten voortdurend iets veilig
stellen. Het maakt ons defensief, agressief, het verhardt ons. Hoe meer je
probeert veilig te stellen, hoe minder je open kunt zijn naar de realiteit van
dit moment, hoe minder je geïnteresseerd bent in de waarheid van dit moment
Wat doen we met de in de ikkramp gevangen
zittende individuatietendenzen? Wanneer deze als
slecht betiteld worden: bijvoorbeeld als 'zondig', 'ego', of 'begeerte', zullen
we de neiging hebben om ons daarvan te distantiëren. We proberen de neurose te
laten versterven door er geen voedsel meer aan te geven.
We proberen nu krampachtig 'goed' te zijn, en het kwade (wat er
natuurlijk altijd is) zoveel mogelijk te vermijden. Zelfs al worden we hier liefhebbender personen door, dan nog doen we groot onrecht
aan de creatieve wordingsimpuls, de drang tot individuatie in ons. Deze zal
saboteren door zich bijvoorbeeld terug te trekken en ons lusteloos, angstig,
droog, rigide, braaf, voorspelbaar of willoos achterlaten. Het kan ook zijn dat
we vreselijk opstandig worden en dat we alles wat we aan spirituele rijkdom
hebben opgebouwd willen afbreken.
Hechtingen maken zich los door inzicht.
Ook het gehecht zijn aan het spirituele is een
belemmering.
Wat ik mis in de spirituele benadering
is een belangstelling en een methodiek om zich te verdiepen in de precieze vorm
van de neurose: wat is de vorm van je neurose, hoe manifesteert deze zich, waar
ben je eigenlijk precies bang voor, wat zoek je daar, waarin ben je
gefrustreerd? Op die manier is het mogelijk contact te gaan maken met de
levensdrift die gevangen zit in al die kinderlijke vormen. We bevrijden de
bevroren passie-tot-leven op die manier.
Daartoe is nodig, dat men het houvast dat men ontleent aan
spirituele normen en idealen loslaat. Men moet afscheid nemen van een
spirituele identiteit. In je onderbuik ben je geen Christen of Boeddhist meer,
daar ben je gewoon een mens, een stukje van de schepping.
In de praktijk blijkt dit voor spirituele beoefenaren een
moeilijke stap te zijn. Men heeft zich inmiddels geïdentificeerd met een soort
spiritueel 'ik', voelt zich daar veilig in en durft dat referentiepunt vaak
niet los te laten.
Onze dagelijkse oriëntatie is grijpen of afstoten.
Vrijheid is: laten zijn wat er is.
Onze normale dagelijkse oriëntatie op wat
wij waarnemen is altijd vanuit een belangenoriëntatie.
Deze blik kan iets moeilijk liefdevol en ruimtegevend
tegemoet treden: als iets goed is willen we het beetpakken en naar ons
toehalen, ons eraan hechten. Nemen we iets waar als schadelijk dan willen we
ons ervan verwijderen of trachten het te vernietigen.
Het is dus nogmaals niet in ons normale repertoire voorhanden om
iets in zijn waarde te laten en liefdevol tegemoet te treden. We moeten
daarvoor aanspraak doen op een dimensie van onze geest die voorbij deze
belangenoriëntatie gaat.
Bijv.: Je hebt moeilijkheden met je partner, je wordt om
onbegrijpelijke redenen irreëel kwaad op iets dat eigenlijk maar een klein ding
lijkt te zijn, bijvoorbeeld een verkeerde stropdas, of verkeerde tafelgewoontes
In dit onderzoeksproces kan duidelijk worden dat de verkeerde stropdas staat
voor de irritatie dat de ander zo anders is dan wie je zelf bent, je herkent
jezelf niet in de ander, je voelt je vreemd aan de ander,
Dit 'vreemd aan de ander voelen' is een bedreigend gevoel, omdat
dit het hechtvlak dat je ontleent aan het idee van 'samen-een-relatie-hebben'
bedreigt. Zonder een precieze en accepterende aandacht zal de cliënt de neiging
hebben om dit gegeven onmiddellijk anders te maken: bijvoorbeeld door zichzelf
aan te passen, zich op de kop te geven voor dergelijke ongepaste gevoelens of
de ander proberen zodanig te veranderen tot er weer samen-zijn
is. Stel dat het de cliënt lukt om dat gevoel van 'anders zijn' open tegemoet
te treden en het helemaal intact te laten, dan moet hij of zij het hechtvlak
dat hij of zij ontleent aan het idee: 'we hebben een relatie, we horen bij
elkaar' loslaten. Er wordt een ruimte voelbaar tussen zichzelf en de ander, de
ander staat op zichzelf en de cliënt staat op zichzelf. Op dit punt kunnen
diepe gevoelens van eenzaamheid tevoorschijn komen, een angst dat men zich
nooit zal kunnen verbinden met wie dan ook. Een besef dat men een apart persoon
is, die altijd verdoemd is tot eenzaamheid en isolement. Het vacuüm gevoel van
contactloosheid begint wakker te worden, het 'gat' komt naar de oppervlakte.
Door bij deze leegte te blijven kan het eerst bedreigende gevoel
van contactloosheid zich ontvouwen tot een gevoel of besef van autonomie,
kracht, waardigheid en
uniciteit. Op dit punt zal de cliënt kunnen ervaren dat hij of zij zowel een
uniek persoon is als inherent verbonden met alles en iedereen, en dus ook met
de partner waar hij of zij eerst zo'n irritatie naar voelde. De cliënt kan de
partner nu in zijn of haar eigen waarde zien, de partner is niet langer van hem
of haar. Dit is een afscheid van de bezitsrelatie, en een opening naar een
wezenlijker relatie, waarin de verschillen en gevoelsmatige afstand intact
gelaten kunnen worden. Dit kan overigens ook betekenen dat men gaat inzien hoe
men van de partner iemand anders heeft willen maken dan wie hij of zij in
werkelijkheid is.
Door onze behoefte aan hechtingen zien we de wereld niet
zoals die is.
Hoewel we ons onvrij gedragen weten we heel goed hoe het zou zijn
om vrij te zijn.
Een heel simpel voorbeeld hiervan is om aan iemand te vragen:
"stel je voor dat je helemaal vrij en onbevreesd zou zijn, wat zou je dan
doen?"
Behalve dat wij zelf iemand anders blijken te zijn dan wie
we dachten dat we waren, blijkt ook de wereld een totaal ander aanzien te
hebben. Het is alsof men in één keer in een totaal andere wereld stapt. En dat
is inderdaad zo! Onze normale dagelijkse wereld is slechts een interpretatie
van de werkelijkheid, een interpretatie die voortbouwt op de aannames uit
onze jeugd. Onze vroegste ervaringen vormen de matrijs, de grondslag waarop
alle andere ervaringen en indrukken later geïnterpreteerd worden.
Hoezeer onze interpretatie van de werkelijkheid in de loop
van ons leven ook kan winnen aan accuratesse, er zijn een aantal basisaannames
die niet veranderen.
Eén daarvan is bijvoorbeeld de aanname dat we afhankelijk zijn van
steun en waardering van de omgeving, dat de omgeving ons moet voeden. Dit was
onze oersituatie met onze moeder: via de navelstreng
met haar konden we in leven blijven, later, na onze geboorte door de
voortdurende zorg van haar. Zo is onze basale aanname in het leven, dat het
voedsel buiten is, en dat we ons daarmee moeten verbinden.
Dit wordt in de School voor Zijnsorientatie de symbiotische tendens genoemd.
Dit is een passend bewustzijn voor een kind, maar volkomen
misplaatst voor een volwassene.
Wanneer we echter ons zogenaamde volwassen gedrag onderzoeken,
zullen we merken dat we nog steeds met allerlei vormen van navelstrengen
opgehangen zijn aan onze voedingsbronnen: onze relaties, onze bezittingen, onze
verworvenheden, onze ideologieën, onze geneugten en gewoontes, enzovoort.
We borduren verder op het basisstramien van een klein afhankelijk
'ik' dat zich in een overweldigende grote wereld bevindt, waarin het zich
alleen veilig kan weten als het zich kan hechten aan een vertrouwd en voedend
hechtobject.
Dit maakt het ook begrijpelijk waarom het zo emotioneel
ontregelend kan zijn om je te identificeren met je grootsheid: je bent dan al
je hechtobjecten kwijt! Ons historisch 'ik-besef' is niet iets wat een
organische realiteit heeft zoals bijvoorbeeld ons lichaam. Het is een beeld,
een plaatje, een aannamestelsel over wie we zijn.
Vrijheid is een gegeven.
De Zijnsgeoriënteerde visie gaat ervan uit dat vrijheid gegeven is
in dit moment, en niet dat vrijheid een resultaat is van een voorafgaand proces
van 'bevrijding'.
In de Zijnsgeoriënteerde werkwijze gaat het er steeds om je
enerzijds die vrijheid te herinneren en te belichamen, anderzijds bewustzijn te
ontwikkelen over hoe je jezelf voortdurend betovert tot de aanname dat je nog
een kind bent dat leeft in het huis van zijn ouders en nog steeds nodig heeft
wat het ooit ontbeerd heeft.
Hoe vinden we onze vrijheid terug?
Wanneer we ons trainen in houdingen als
dankbaarheid, liefde, mededogen, vrijgevigheid, enzovoort, verzwakken we onze
krampmentaliteit, en openen we bij momenten hierdoor het venster op de
stralende Zijnskwaliteiten van onze eigenlijke aard.
Daarnaast
zijn er ook meer esoterische wegen om direct op ervaringsniveau contact te
maken met de vrije staat, het Goddelijke of de boeddhanatuur, door bijvoorbeeld
bidden, dans, mantra, en meditatie.
Het spirituele medicijn kan dus samengevat worden met: richt je op
iets anders dan op de mentaliteit van je ikkramp.
Herinner je je ware aard die vrij en liefdevol is en richt je leven daar naar
in.
Teksten overgenomen met toestemming
van en met dank aan
Drs. Hans Knibbe.